Arbeidsongeschiktheid

Hof Amsterdam 010915 Willem Bol; vordering in KG tot betaling uitkering ogv AOV; bestaan en omvang vordering staan onvoldoende vast om in kort geding te worden toegewezen

Hof Amsterdam 010915 Willem Bol; vordering in KG tot betaling uitkering ogv AOV; bestaan en omvang vordering staan onvoldoende vast om in kort geding te worden toegewezen 
vervolg op: onderstaande uitspraken 

2 Feiten 
2.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.23 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende. 
2.2
[appellant] is directeur-grootaandeelhouder van [X] . [X] is directeur-grootaandeelhouder van [Y] Produkties B.V. (hierna: [Y] Produkties). [appellant] is de enige werknemer van [Y] Produkties. 
2.3
[X] heeft ten behoeve van [appellant] op 20 november 2007 bij Generali een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. 
2.4
[appellant] heeft zich in oktober 2009 arbeidsongeschikt gemeld, onder andere in verband met rugklachten. Generali heeft [appellant] op basis van een rapport van [E] , arbeidsdeskundige, met ingang van 22 december 2009 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%. 
2.5
Op 28 juni 2013 is [appellant] op verzoek van Generali onderzocht door [A] , bedrijfs- en verzekeringsarts RGA. Op 21 augustus 2013 heeft [appellant] op verzoek van [A] een gesprek gehad met [B] , psycholoog, voor een sociobiografische anamnese en aanvullend psychologisch testonderzoek. Aanvullend is [appellant] op 17 september 2013 onderzocht door [C] , psychiater. Uit de door [A] en [C] naar aanleiding van de onderzoeken opgemaakte rapporten blijkt dat er vraagtekens worden geplaatst bij de door [appellant] opgegeven lichamelijke en geestelijke klachten en wordt om de belastbaarheid vast te stellen aanvullend onderzoek geadviseerd. 
2.6
In de periode van 3 juli 2013 tot 22 augustus 2013 is [appellant] in opdracht van Generali heimelijk geobserveerd door Secure Advance B.V. In het rapport van observatie van 6 september 2013 is onder meer vermeld dat [appellant] in staat is gebleken om auto te rijden, te bukken en te tillen en langdurig voorover gebukt te staan. 
2.7
Generali heeft de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [appellant] met ingang van 1 november 2013 opgeschort. 
2.8
Bij vonnis van 24 december 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam de vordering van [appellant] om Generali te veroordelen om de arbeidsongeschiktheidsuitkering weer uit te betalen, toegewezen. Generali heeft de uitbetaling van de uitkering vervolgens met ingang van november 2013 hervat. Generali heeft [appellant] daarbij onder meer meegedeeld dat zij financiële gegevens van hem wenst en aanvullend onderzoek noodzakelijk acht. 
2.9
Op 6 oktober 2014 heeft [appellant] Gererali de jaarrekeningen, omzetgegevens en facturen van [Y] Produkties toegezonden, met een toelichting op de facturen. Volgens deze stukken heeft [Y] Produkties in 2010 een omzet behaald van € 120.232,-, in 2011 van € 80.698,-, in 2012 van € 98.967,- en in 2013 van € 43.581,-. Volgens deze stukken bedroegen de kosten van de door derden voor [Y] Produkties verrichte werkzaamheden in 2010 € 10.686,-, in 2011 € 4.450,- en in 2013 nihil. 
2.10
Bij brief van 14 november 2014 heeft Generali de arbeidsongeschiktheidsuitkering met terugwerkende kracht met ingang van december 2009 beëindigd, een bedrag van in totaal € 471.654,26 (incl. rente en kosten) van [appellant] teruggevorderd en hem medegedeeld dat hij is opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. 
2.11
Bij dagvaarding van 2 december 2014 is Generali bij de rechtbank Amsterdam een bodemprocedure tegen [appellanten] begonnen, waarin zij vordert [appellanten] te veroordelen tot (terug)betaling aan haar van € 444.118,92. 
3 Beoordeling 
3.1
In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [appellanten] afgewezen. De voorzieningenrechter heeft samengevat geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is dat de door [Y] Produkties in de periode van 2010 tot en met 2013 behaalde omzet grotendeels is toe te schrijven aan door derden (gratis) uitgevoerde werkzaamheden, dat er vanuit moet worden gegaan dat [appellant] die werkzaamheden grotendeels zelf heeft verricht en dat Generali gerechtigd was de uitkering te beëindigen nu [appellant] opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens aan Generali heeft verstrekt. Tegen dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] in hoger beroep met twee grieven op. 
3.2
Uit de appeldagvaarding blijkt dat zowel [appellant] als [X] in hoger beroep zijn gekomen van het bestreden vonnis. De enkele omstandigheid dat [X] niet in de kop van de memorie van grieven is vermeld, leidt, mede gelet op het feit dat mr. Hammerstein zich zowel voor [appellant] als voor [X] heeft gesteld, niet tot de conclusie dat [X] niet of niet tijdig in hoger beroep is gekomen. [appellant] – en [X] – zijn ontvankelijk in hun hoger beroep. Het andersluidende betoog van Generali moet worden verworpen. 
3.3
Het hof stelt voorop dat bij de toewijzing van een vordering in kort geding bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom terughoudendheid op zijn plaats is. Een dergelijke vordering is slechts toewijsbaar indien het bestaan en de omvang van de geldvordering voldoende aannemelijk zijn, terwijl uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. 
3.4
Ook indien rekening wordt gehouden met de uitkeringen die [appellant] ontvangt van andere verzekeraars en de omstandigheid dat de echtgenote van [appellant] een inkomen heeft, vormt de arbeidsongeschiktheidsuitkering van Generali een substantieel deel van het inkomen van [appellant] . Daarmee is voldoende aannemelijk dat die uitkering een spoedeisend belang in vorenbedoelde zin oplevert. 
3.5
Het bestaan en de omvang van de vordering acht het hof evenwel niet voldoende aannemelijk. Het hof is van oordeel dat voorshands onvoldoende is gebleken dat [appellanten] aanspraak kunnen maken op uitbetaling onder de door [X] ten behoeve van [appellant] bij Generali afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering wegens arbeidsongeschiktheid van [appellant] .
De in geding gebrachte jaarstukken wijzen erop dat in de jaren 2009 tot en met 2013 met een zekere regelmaat werkzaamheden van een zekere omvang moeten zijn verricht, terwijl uit de door [appellanten] overgelegde verklaringen voorshands niet voldoende valt op te maken dat deze werkzaamheden - zoals [appellanten] willen doen geloven - geheel of grotendeels gratis door de echtgenote of broer van [appellant] of andere derden zijn verricht. Behoudens de verklaring van [D] , die alleen betrekking heeft op 2010 en enkele (deels betaald verrichte) werkzaamheden in 2011, zijn de overgelegde verklaringen te weinig concreet; zij bevatten geen informatie over wie, wanneer, aan welke opdracht van [Y] Produkties heeft meegewerkt. Gezien de aard van de werkzaamheden (advisering, het verzorgen van een presentatie of training) die voorshands persoonsgebonden voorkomt, ligt ook niet voor de hand dat deze geheel of grotendeels door derden zijn uitgevoerd. Voorts is, gelet op de omvang van de in de jaren 2009 tot en met 2013 behaalde omzet, onaannemelijk dat de daartoe verrichte werkzaamheden op therapeutische basis door [appellant] zijn verricht.
Het vorenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, maakt dat voorshands dermate moet worden getwijfeld aan de gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van [appellant] in de zin van de polisvoorwaarden van de door [X] bij Generali afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering, dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat [appellanten] aanspraak kunnen maken op uitbetaling onder die verzekering. De vordering van [appellanten] leent zich om die reden niet voor toewijzing in kort geding. ECLI:NL:GHAMS:2015:3616


Rb Amsterdam 190115 AOV: onjuiste voorlichting verzekeraar mbt omzet behaald na arbeidsongeschiktheid; vordering doorbetaling uitkering in kort geding afgewezen 
vervolg op: onderstaande uitspraak
voorafgaand aan: bovenstaande uitspraak
 

4 De beoordeling 
4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, anders dan [eisers] heeft aangevoerd, uit het vonnis van 24 december 2013 niet volgt dat Generali slechts met tussenkomst van een rechter de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser sub 1] kan beëindigen, behoudens het overlijden van de verzekerde of het bereiken van de einddatum van de verzekeringsovereenkomst. Dit volgt ook niet uit rechtsoverweging 5.2. van het dictum van het vonnis. Indien, zoals in onderhavig geval, sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, staat rechtsoverweging 5.2. er niet aan in de weg om tot beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over te gaan, hetgeen Generali ook heeft gedaan. Zoals onder 4.11 van het vonnis van 24 december 2013 al is overwogen, kon [eiser sub 1] er ook op bedacht zijn dat Generali nadere onderzoeken zou doen. Kennelijk heeft Generali het noodzakelijk geacht niet alleen de medische maar ook de financiële positie van [eiser sub 1] verder te onderzoeken, hetgeen haar als verzekeraar van [eiser sub 1] vrij stond.
In dit kort geding, dat ziet op nakoming van de verzekeringsovereenkomst door Generali, dient beoordeeld te worden of voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van [eisers] dat Generali ten onrechte is overgegaan tot beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering zal volgen. De voorzieningenrechter neemt bij de toepassing van voornoemd criterium als uitgangspunt dat het op de weg van Generali ligt om voldoende aannemelijk te maken dat zij tot beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering mocht overgaan. 
4.2.
Generali heeft aan de beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering primair ten grondslag gelegd dat uit de door [eiser sub 1] overgelegde financiële gegevens blijkt dat [eiser sub 1] Produkties, waarvan [eiser sub 1] de enige werknemer is, de afgelopen jaren aanzienlijke omzetten heeft gemaakt, terwijl [eiser sub 1] steeds heeft verklaard niet in staat te zijn te kunnen werken en niet gewerkt te hebben, op een enkele uitzondering na. [eiser sub 1] heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan opzettelijke misleiding van Generali en de door haar ingeschakelde deskundigen teneinde een (hogere) uitkering te verkrijgen. Op grond van artikel 14 van de polisvoorwaarden is – vanwege de opzet – elk recht op uitkering daarom komen te vervallen vanaf 22 december 2009, aldus Generali. 
4.3.
[eisers] betwist dat hij de afgelopen jaren veelvuldig gewerkt heeft. Uit het feit dat [eiser sub 1] Produkties omzet heeft gemaakt kan die conclusie volgens hem in ieder geval niet worden getrokken. Het grootste deel van de werkzaamheden is niet door [eiser sub 1] , maar door vrienden, kennissen en familieleden uitgevoerd die daarvoor niet (altijd) een beloning verlangden. [eiser sub 1] zelf heeft jaarlijks niet noemenswaardige werkzaamheden verricht voor [eiser sub 1] Produkties en heeft hier zelf geen inkomen uit verkregen anders dan uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, aldus [eisers] De omzet in 2010 bestaat voorts voor het grootste deel uit facturen betreffende in 2009 uitgevoerde werkzaamheden, zoals onder meer het afwerken van het project Domino Day 2009. Ook heeft een deel van de omzet betrekking op telefoon- en autokosten. Het grootste deel van de facturen ziet verder op doorlopende contracten met vaste partijen. Doordat het slechts om geringe door [eiser sub 1] uitgevoerde werkzaamheden ging en hier bovendien geen inkomsten uit zijn verkregen, was [eiser sub 1] niet gehouden om Generali hierover spontaan mededeling te doen. Generali heeft zulks ook nimmer aan [eiser sub 1] gevraagd. Van het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is dan ook geen sprake, aldus [eisers] 
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de door [eiser sub 1] bij brief van 6 oktober 2014 verstrekte financiële gegevens (zie 2.20) volgt dat [eiser sub 1] Produkties in de periode van 2010 tot en met 2013 jaarlijks omzetten heeft behaald tussen € 120.232,- en € 43.581,-. [eisers] heeft dit ter zitting ook niet bestreden. Dat het grootste deel van de werkzaamheden niet door [eiser sub 1] zelf maar door derden zijn uitgevoerd, zoals [eisers] stelt, heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt. De door hem als productie 21 overgelegde verklaringen (zie 2.23) zijn hiertoe onvoldoende, nu deze verklaringen onvoldoende specifiek zijn en bovendien niet corresponderen met de door [eiser sub 1] overgelegde jaarrekeningen, waaruit volgt dat er – in ieder geval voor wat betreft de jaren 2012 en 2013 – geen werk door derden is verricht. Ook uit de door [eisers] overgelegde facturen kan niet worden afgeleid dat de werkzaamheden grotendeels door derden zijn verricht en ook uit de toelichting van [eiser sub 1] op die facturen blijkt dit niet. In de toelichting staat slechts bij 7 van de in totaal 235 facturen dat de werkzaamheden in samenwerking met of door derden zijn verricht. Dat de omzetten die zijn behaald voortkomen uit werkzaamheden die gratis door derden zijn verricht, wordt, gelet op de omvang van de omzetten, onvoldoende aannemelijk geacht. De voorzieningenrechter gaat er in onderhavig kort geding dan ook van uit dat de omzetten van [eiser sub 1] Produkties grotendeels zijn behaald als gevolg van door [eiser sub 1] uitgevoerde werkzaamheden. Nu [eiser sub 1] tegenover Generali en de door haar ingeschakelde deskundigen steeds heeft verklaard niet te kunnen werken en ook niet gewerkt te hebben – op een enkele dag per jaar na – heeft hij Generali opzettelijk onjuist voorgelicht en in strijd gehandeld met artikel 25 lid 1 onder d van de polisvoorwaarden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 14, 25 lid 3 en 34 sub c van de polisvoorwaarden was Generali reeds hierom gerechtigd tot beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering over te gaan, waarbij overigens geldt dat volgens vaste jurisprudentie onder het opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens tevens het verzwijgen van informatie wordt begrepen. Ook mocht Generali [eiser sub 1] op grond van het bovenstaande aanmelden bij de interne en externe frauderegisters. Onbesproken kan derhalve blijven de vraag of [eiser sub 1] arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 3 juncto artikel 4 lid 1 van de polisvoorwaarden. De voorzieningenrechter overweegt hierbij ten overvloede dat de mogelijkheid bestaat dat de bodemrechter, gelet op het onderzoek van 21 mei 2014 (zie 2.19), tot het oordeel zou kunnen komen dat [eiser sub 1] niet (langer) arbeidsongeschikt is in de zin van de polisvoorwaarden, maar plaatst daarbij wel de kanttekening dat er geen aanvullend psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. 
4.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zullen alle vorderingen van [eisers] worden afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. [eiser sub 1] beschikt nog over andere arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en zijn echtgenote geniet ook een inkomen, zodat hij niet van inkomsten verstoken zal zijn. ECLI:NL:RBAMS:2015:186


Rb Amsterdam 241213 AOV; vordering doorbetaling uitkering in kort geding toegewezen; na persoonlijk onderzoek is nog nader onderzoek nodig 
voorafgaand aan: bovenstaande uitspraken 
4 De beoordeling 
Ontvankelijkheid 
4.1.
Generali heeft allereerst als verweer gevoerd dat [eiser sub 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, omdat niet hij, maar Neelfloren de verzekeringnemer is en alleen de verzekeringnemer nakoming van een verzekeringsovereenkomst kan vorderen. 
4.2.
Dit verweer wordt verworpen. Hoewel juist is dat [eiser sub 1] geen contractspartij is bij onderhavige verzekeringsovereenkomst en in die zin geen nakoming van de verzekeringsovereenkomst kan vorderen, is tussen partijen niet in geschil dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering die Neelfloren ontvangt aan [eiser sub 1] toekomt. [eiser sub 1] stelt, althans zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat Generali onrechtmatig jegens hem handelt door de uitbetaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op te schorten. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat [eiser sub 1] ontvankelijk is in zijn vorderingen. 
4.3.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat, anders dan Generali heeft aangevoerd, [eisers] een spoedeisend belang heeft bij onderhavige vorderingen, nu voldoende aannemelijk is dat [eiser sub 1] thans niet in staat is alle vaste lasten te betalen. 
Criterium 
4.4.
De vorderingen van [eisers] zien op nakoming van de verzekeringsovereenkomst door Generali. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter neemt bij de toepassing van dit criterium als uitgangspunt dat Generali de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser sub 1] tot november 2013 steeds heeft uitbetaald en dat het op de weg van Generali ligt om voldoende aannemelijk te maken dat zij tot opschorting van de betalingsverplichting mocht overgaan. 
Persoonlijk onderzoek 
4.5.
[eisers] heeft allereerst aangevoerd dat de resultaten van het persoonlijk onderzoek bij de beoordeling van onderhavige vorderingen buiten beschouwing dienen te blijven, nu niet voldaan is aan de eisen voor een persoonlijk onderzoek zoals neergelegd in de gedragscode. Het persoonlijk onderzoek is derhalve onrechtmatig, aldus [eisers] 
4.6.
De voorzieningenrechter is, anders dan [eisers] heeft gesteld, voorshands van oordeel dat het persoonlijk onderzoek niet onrechtmatig is. Ter zitting heeft Generali toegelicht dat onder andere naar aanleiding van het onderzoek door [persoon 5] op 28 juni 2013, waarbij het niet mogelijk was om [eiser sub 1] lichamelijk te onderzoeken, en de opmerking van [persoon 5] over het ongebruikelijke gedrag van [eiser sub 1] , is besloten een persoonlijk onderzoek in te stellen. Het ingestelde feitenonderzoek gaf volgens Generali immers geen, althans onvoldoende, uitsluitsel over de feiten en de omstandigheden die nodig zijn om een verantwoorde beslissing te nemen over de aanspraak op een uitkering. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat hiermee is voldaan aan artikel 1.1 eerste grondslag van de gedragscode (zie 2.20). 
Opschorting arbeidsongeschiktheidsuitkering 
4.7.
Generali heeft ter zitting een nadere toelichting gegeven op de opschorting van de uitbetaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Generali heeft primair gesteld dat het recht op uitkering met ingang van 28 juni 2013 is komen te vervallen. Generali heeft in dit kader een beroep gedaan op de fraudevervalclausule zoals neergelegd in artikel 25 lid 1 aanhef en onder d van de polisvoorwaarden (zie 2.1). Volgens Generali wijkt de informatie die [eiser sub 1] over zijn activiteiten en klachten heeft verstrekt af van de resultaten van de observaties en de informatie die op internet is gevonden. Volgens Generali heeft [eiser sub 1] verzwegen dat hij in staat is om auto te rijden, heeft hij verzwegen dat hij geen of minder beperkingen aan zijn rug heeft, heeft hij tijdens de onderzoeken op 28 juni 2013, 21 augustus 2013 en 17 september 2013 bewust zijn klachten erger voorgedaan dan die in werkelijkheid waren en heeft hij onder andere verzwegen dat hij op 26 juni 2013 dagvoorzitter is geweest van een minicongres. 
4.8.
[eiser sub 1] heeft ter zitting betwist dat hij Generali onjuiste dan wel onvolledige informatie heeft verstrekt over zijn klachten en activiteiten. Evenmin heeft hij zijn klachten tijdens de onderzoeken erger voorgedaan dan ze in werkelijkheid zijn, aldus [eiser sub 1] . 
4.9.
Generali heeft vier concrete gronden aan haar beroep op de fraudevervalclausule ten grondslag gelegd (zie 4.7). De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Uit de verschillende in het geding gebrachte onderzoeksrapporten blijkt niet dat [eiser sub 1] heeft verklaard dat hij niet in staat is om auto te rijden. Evenmin blijkt uit die onderzoeksrapporten dat dit aan [eiser sub 1] is gevraagd. Dat [eiser sub 1] dit tijdens een telefoongesprek op 30 mei 2013 met Schot zou hebben gezegd heeft [eiser sub 1] ter zitting betwist. Nu Generali dit niet nader heeft onderbouwd is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Generali onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser sub 1] Generali op dit punt onjuist heeft geïnformeerd. Voorts blijkt uit het rapport van [persoon 5] van 18 juli 2013 (zie 2.8) dat op 28 juni 2013 geen lichamelijk onderzoek mogelijk was en dat aanvullend onderzoek geïndiceerd is. Niet is in geschil dat dit aanvullend lichamelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Dat [eiser sub 1] zou hebben verzwegen dat hij geen of minder beperkingen aan zijn rug heeft, heeft Generali, bij gebrek aan een medische onderbouwing daarvan, dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat uit de observaties volgt dat [eiser sub 1] in staat is om te bukken en te tillen is hiertoe onvoldoende. Aan Generali kan worden toegegeven dat het op de videobeelden lijkt alsof [eiser sub 1] geen last heeft van beperkingen, maar daar kan zonder nader medisch onderzoek en gelet op de betwisting daarvan door [eiser sub 1] niet zomaar vanuit worden gegaan. Dat [eiser sub 1] zijn klachten tijdens de onderzoeken op 28 juni 2013, 21 augustus 2013 en 17 september 2013 bewust erger heeft voorgedaan dan die in werkelijkheid zijn, heeft Generali evenmin voldoende aannemelijk gemaakt. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat, voor zover dit al het geval zou zijn, wat dus niet vast staat, het nog maar de vraag is of ‘aanstellen’ valt onder de fraudevervalclausule. Ook zou mogelijk de psychische gesteldheid van [eiser sub 1] een rol kunnen spelen waardoor van een “bewuste” misleiding eventueel geen sprake zou kunnen zijn. Voor wat betreft de korte bezoeken op 3 en 9 juli 2013 aan een geluidsopnamestudio en het bedrijf PRTV Productions en het dagvoorzitterschap van een minicongres overweegt de voorzieningenrechter dat evenmin uit de onderzoeksrapporten blijkt dat concreet aan [eiser sub 1] is gevraagd of hij thans werkzaamheden verricht. Voor zover het op de weg van [eiser sub 1] had gelegen om dit uit eigener beweging te melden overweegt de voorzieningenrechter dat de werkzaamheden van zo geringe aard zijn – volgens [eiser sub 1] gaat het om hooguit twee dagen per jaar – dat niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [eiser sub 1] Generali zodanig onjuist heeft voorgelicht dat Generali een beroep toekomt op de fraudevervalclausule. 
4.10.
Generali heeft voorts – subsidiair – aan de opschorting ten grondslag gelegd dat het recht van [eiser sub 1] op een arbeidsongeschiktheidsuitkering niet langer vaststaat. Ingevolge artikel 3 van de polisvoorwaarden stelt Generali het bestaan van stoornissen vast aan de hand van een rapportage van een door Generali aangewezen deskundige. Door de aggravatie van [eiser sub 1] zijn de rapporten van de verzekeringsarts en de psychiater niet langer bruikbaar. Derhalve moet opnieuw onderzoek worden gedaan om vast te stellen of bij [eiser sub 1] sprake is van medisch objectief vast te stellen stoornissen, aldus Generali. 
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Volgens Generali is nader onderzoek nodig naar de vraag of [eiser sub 1] nog steeds arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 3 van de polisvoorwaarden. Voor het afwachten danwel laten uitvoeren van een nader onderzoek leent een kort geding zich echter niet. Nu Generali in 2009 heeft vastgesteld dat [eiser sub 1] volledig arbeidsongeschikt is en Generali, mede gelet op hetgeen in 4.9. is overwogen, thans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser sub 1] niet langer als arbeidsongeschikt kan worden aangemerkt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat [eiser sub 1] thans nog steeds arbeidsongeschikt is. Het verweer van Generali dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser sub 1] niet langer vaststaat slaagt dan ook vooralsnog niet. Een en ander neemt niet weg, en [eiser sub 1] moet daarop ook bedacht zijn, dat nadere onderzoeken uiteindelijk wel tot de conclusie kunnen leiden dat [eiser sub 1] niet (volledig) arbeidsongeschikt is. 
4.12.
Generali heeft tot slot – meer subsidiair – een beroep gedaan op artikel 12 lid 2 van de polisvoorwaarden. Volgens Generali ontvangt [eiser sub 1] ook uitkeringen uit hoofde van andere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, welke uitkeringen op grond van voornoemd artikel in mindering moeten worden gebracht op de door Generali uit te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkering, die een secundaire uitkering betreft. Dit betekent dat [eiser sub 1] sinds oktober 2009 een te hoog bedrag aan uitkering heeft ontvangen, welk bedrag Generali van [eiser sub 1] zal terugvorderen als zijnde onverschuldigd betaald. 
4.13.
[eiser sub 1] heeft ter zitting niet betwist dat hij ook uitkeringen uit hoofde van andere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ontvangt, wel heeft [eiser sub 1] de door Generali in de door haar overgelegde pleitnota genoemde bedragen betwist. Volgens [eiser sub 1] is Generali al sinds 2010 op de hoogte van deze andere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en heeft Generali nooit eerder een beroep gedaan op artikel 12 van de polisvoorwaarden. 
4.14.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Generali heeft ter zitting niet betwist dat zij al sinds 2010 op de hoogte is van het feit dat [eiser sub 1] ook andere uitkeringen van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ontvangt. Blijkbaar is dat voor Generali in het verleden geen aanleiding geweest om, conform het bepaalde in artikel 12 lid 2 van de polisvoorwaarden, tot verlaging van de door haar te betalen arbeidsongeschiktheidsverzekering over te gaan. Nu [eiser sub 1] de hoogte van (een van de) uitkeringen heeft betwist kan in dit kort geding, waarin voor een nader onderzoek naar de feiten geen plaats is, niet worden vastgesteld of [eiser sub 1] van Generali een te hoog bedrag aan uitkering heeft ontvangen, zodat ook artikel 12 lid 2 van de polisvoorwaarden vooralsnog geen grond kan zijn om de arbeidsongeschiktheidsuitkering (volledig) op te schorten. 
Conclusie 
4.15.
De conclusie van het voorgaande is dat op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat het verweer van Generali in een bodemprocedure zal slagen. De betalingsverplichting van Generali blijft dan ook uitgangspunt, totdat de arbeidsongeschiktheidsverzekering is geëindigd of in rechte vaststaat dat [eiser sub 1] geen, althans voor een lager bedrag, recht heeft op deze arbeidsongeschiktheidsuitkering. De vorderingen van [eisers] zullen dan ook worden toegewezen als na te melden. ECLI:NL:RBAMS:2013:9338

Joomla SEF URLs by Artio