Hof Leeuwarden 20-12-06 uitleg polisvoorwaarden ongevallenverzekering

Hof Leeuwarden 20-12-06 uitleg polisvoorwaarden ongevallenverzekering; taalkundige uitleg speelt een rol maar hoeft niet doorslaggevend te zijn
Met betrekking tot de grief
3. Bij [appellante] die het beroep van tandarts uitoefende, is door een skiongeval blijvende invaliditeit aan haar duim ontstaan. Hierdoor is [appellante] arbeidsongeschikt geworden voor het beroep van tandarts.

4. Het geschil betreft de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst van verzekering tegen ongevallen, in het bijzonder de daarvan uitmakende polisclausule 411 in samenhang met artikel 1.3 en artikel 2.2.1 van de polisvoorwaarden (zie voor de tekst van deze clausules het aangehechte vonnis van de rechtbank van 20 oktober 2004).


5. De blijvende invaliditeit van [appellante] is uiteindelijk door Aegon op grond van de polis vastgesteld op 23%; op grond hiervan is aan [appellante] een uitkering gedaan. [appellante] maakt echter aanspraak op een uitkering van 100% van het voor blijvende invaliditeit verzekerde bedrag, stellende dat op grond van clausule 411 bij functieverlies van een duim recht bestaat op een uitkering van 100% van het verzekerde bedrag, ongeacht of er sprake is van algeheel dan wel van gedeeltelijk functieverlies.

6. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het bij de uitleg van de toepasselijke polisclausules aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de clausules mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij speelt de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de polisclausules een rol, maar deze behoeft niet doorslaggevend te zijn.

7. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de door Aegon gegeven uitleg van clausule 411 juist is, zodat Aegon op juiste gronden tot uitkering van 23% van het maximum van het verzekerde bedrag is overgegaan. Het hof neemt over de door de rechtbank hiervoor gegeven motivering (rechtsoverwegingen 6 en 7 van het vonnis van 20 oktober 2004).

8. Wat [appellante] in aanvulling op haar stellingen in eerste aanleg nog heeft aangevoerd strekt ter onderbouwing van haar standpunt dat bij het bepalen van de hoogte van de uitkering haar arbeidsongeschiktheid een bijzondere omstandigheid is die voor de uitleg van de polisclausule van belang is. Dit stuit echter af op het door het hof onderschreven oordeel van de rechtbank dat de onderhavige verzekering niet bedoeld is om het risico van arbeidsongeschiktheid te dekken, maar dat van een ongeval. Het door [appellante] in het verband van haar stellingen gedane bewijsaanbod kan in verband hiermee onbesproken blijven.
8.1. Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat, voor zover [appellante] voor haar standpunt een argument meent te kunnen ontlenen aan artikel 2.2.2 van de polis, waarin - kort gezegd - wordt bepaald dat een mate van blijvende invaliditeit wordt bepaald door ten gunste van de verzekerde wel of geen rekening te houden met het beroep van de verzekerde, dit faalt. Het gaat in die bepaling immers om de mate van (functie)verlies van niet afzonderlijk genoemde organen of lichaamsdelen, terwijl het in casu gaat om (gedeeltelijk) functieverlies van een lichaamsdeel waarvoor een afzonderlijke regeling is overeengekomen
LJN AZ5606
Joomla SEF URLs by Artio