Arbeidsongeschiktheid

Rb Gelderland 030713 curator vordert nakoming verzuimverzekering; arbeidsongeschiktheid niet komen vast te staan; fraude

 

Rb Gelderland 030713 curator vordert nakoming verzuimverzekering; arbeidsongeschiktheid niet komen vast te staan; fraude

5 De beoordeling
5.1.
Kern van het geschil tussen partijen is of de curator aanspraak kan maken jegens Achmea op nakoming van de verzuimverzekering die door het inmiddels failliete Helderpensioen op 1 oktober 2010 is afgesloten voor haar werknemer [naam 1] die zich per 21 oktober 2010 arbeidsongeschikt heeft gemeld.

Arbeidsongeschiktheid van [naam 1]?
5.2.
Met verwijzing naar de medische gegevens (zie 2.7 tot en met 2.9) heeft de curator gesteld dat [naam 1] in de periode van 21 oktober 2010 tot 1 december 2011 arbeidsongeschikt is geweest. Achmea betwist dat sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid van [naam 1] in de relevante periode en verwijst hiervoor onder meer naar de observaties van het fraudeonderzoek, die hebben plaatsgevonden op 31 januari en 22 en 23 maart 2011. Hieruit blijkt volgens Achmea dat [naam 1] zich goed beweegt voor iemand die stelt last te hebben van zijn rug. Voorts voert Achmea aan dat [naam 1] op 22 november 2010, op 12 januari 2011, op 27 januari 2011 en op 4 maart 2011 niet bij de bedrijfsarts op het spreekuur is verschenen, naar zijn zeggen, wegens een toename van zijn klachten. Op 31 december 2010 heeft [naam 1] in het contact met de bedrijfsarts meegedeeld voor zijn klachten alleen de huisarts te hebben geconsulteerd. Telefonisch heeft [naam 1] op 27 januari 2011 verklaard dat hij een orthopeed zal raadplegen. Op 11 maart 2011 zegt [naam 1] in afwachting te zijn van de uitslag van een door hem ondergaan MRI-onderzoek. Vervolgens heeft [naam 1] op 22 april 2011 de bedrijfsarts gezegd dat hij nog geen MRI-onderzoek heeft ondergaan als gevolg van lange wachttijden. Pogingen van Achmea om met [naam 1] in contact te komen teneinde hem gebruik te laten maken van wachtlijstbemiddeling door Achmea stranden. In reactie op het beroep van de curator op de medische gegevens uit de rapportages heeft Achmea ter comparitie aangevoerd dat de verzekeringsartsen van UWV zijn verworden tot notulisten van de werknemer die stelt ziek te zijn. Er wordt namelijk niet actief onderzocht. UWV verzekeringsartsen hebben de gave om met terugwerkende kracht vast te stellen dat een werknemer op een bepaalde dag arbeidsongeschikt was door slechts te luisteren naar wat door betrokkene wordt gezegd, aldus Achmea.

5.3.
De rechtbank overweegt het volgende. Wil aanspraak gemaakt kunnen worden op uitbetaling onder de verzuimverzekering, dan is het aan verzekeringnemer, in dit geval Helderpensioen en in haar plaats de curator, om te stellen en bij betwisting bewijs bij te brengen van de verwezenlijking van het risico. Het risico dat is verzekerd is de loondoorbetalingverplichting van de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer. In dit geval gaat het om een werknemer, van wie wordt gesteld dat hij na de val van een ladder arbeidsongeschikt is ten gevolge van rugklachten met uitstraling naar het rechterbeen, waardoor hij niet in staat is de lange autoritten te maken, die voor de uitoefening van zijn pensioenadviespraktijk nodig zijn. Vooropgesteld wordt dat deze klachten niet altijd eenvoudig zijn te objectiveren en zich lenen voor simulatie. De door de curator overgelegde medische gegevens waaruit de arbeidsongeschiktheid van [naam 1] zou moeten blijken, dateren van de periode 10 juni tot 24 augustus 2011. Over de beginperiode oktober 2010 tot juni 2011 heeft de curator geen medische gegevens overgelegd. Hiervoor was alle aanleiding gelet op het standpunt van Achmea dat [naam 1] zich vanaf november 2010 meerdere keren aan de controles bij de bedrijfsarts heeft onttrokken met een beroep op toename van de klachten. Uit de in de tijd met de controles samenvallende observaties blijkt dat aan het bewegingspatroon van [naam 1] niet kon worden afgeleid dat hij ergens last van had. Dat dit niets zegt over de klachten tijdens lange autoritten, zoals de curator heeft aangevoerd, mag zo zijn, maar doet niet af aan het feit dat hij op grond van de observaties in staat moet worden geacht tot een bezoek aan de bedrijfsarts. De observaties op 22 en 23 maart 2011 staan in schril contrast met de vaststelling van Waterbolk op 24 maart 2011 “dat ook het looppatroon van betrokkene zondermeer afwijkend is. Betrokkene beweegt zich zeer behoedzaam en mankt als het ware.”, zodat minst genomen de mogelijkheid van simulatie moet worden overwogen. De door [naam 1] gegeven medische informatie is daarenboven niet consistent. Gevraagd ter zitting naar medische gegevens heeft de curator verklaard dat hij ervan uitging het om de periode van april tot december 2011 ging. Hiermee miskent de curator dat Achmea het gestelde voorval en de gestelde arbeidsongeschiktheid van meet af aan heeft betwist. Op dit punt heeft de curator niet aan zijn stelplicht voldaan en de wel overgelegde medische informatie is niet toereikend gelet op de gemotiveerde betwisting van Achmea. Dit brengt mee dat de curator niet is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid van de werknemer [naam 1] in de periode van 21 oktober 2010 tot 1 december 2011.

5.4.
De noodzaak tot onderbouwing van de stellingen klemt te meer nu [naam 1] na het kort geding van 25 november 2011 aan Achmea bij brief van 29 november 2011 heeft laten weten dat Helderpensioen om haar moverende redenen heeft besloten haar claim met terugwerkende kracht in te trekken en dat Helderpensioen erop vertrouwde dat het dossier kon worden gesloten. Desgevraagd heeft de curator ter zitting verklaard dat deze brief op advies van de toenmalige advocaat van Helderpensioen is geschreven. Hiervan uitgaande ligt voor de hand dat de taxatie van de toenmalige advocaat na de mondelinge behandeling van de zaak in kort geding is geweest dat de wijze waarop Helderpensioen de door Achmea naar voren gebrachte feiten en omstandigheden heeft trachten te weerleggen niet overtuigend is geweest, en aldus een risico bestond dat Achmea de reeds betaalde uitkeringen zou gaan terugvorderen.

5.5.
In de onderhavige procedure heeft de curator de door Achmea aangevoerde feiten en omstandigheden die wijzen op een patroon van het sluiten van verzuimverzekeringen bij verschillende verzekeringen en het vervolgens op korte termijn uitvallen van werknemers wegens arbeidsongeschiktheid door een aantal met elkaar verweven vennootschappen met deels dezelfde personen, figurerend in wisselende functies, ter zitting afgedaan als een boel verdachtmakingen, die buiten de discussie staan. Ter zitting is eveneens niet opgekomen tegen de stelling van Achmea dat de curator niet geïnteresseerd was om in te gaan op het aanbod van Achmea om het frauderapport met elkaar te bespreken. Daarmee heeft de curator de stelling van Achmea dat sprake is van fraude onvoldoende gemotiveerd weersproken en heeft ingevolge artikel 149 lid 1 Rv de juistheid van deze stelling als uitgangspunt te gelden.
De door de curator ingestelde vordering zal derhalve worden afgewezen. ECLI:NL:RBGEL:2013:1482

Joomla SEF URLs by Artio