Arbeidsongeschiktheid

Hof 's-Hertogenbosch 030614 AOV; vordering tot vernietiging bindend advies geschillencommissie Kifid afgewezen

 

Hof 's-Hertogenbosch 030614 AOV; vordering tot vernietiging bindend advies geschillencommissie Kifid afgewezen

4 De beoordeling
4.1.
De rechtbank heeft in rechtsoverwegingen 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
( a) [appellant] sloot begin 2007 via de tussenpersoon LFD een arbeidsongeschiktheidsverzekering af, die op 1 maart 2007 inging en bij ziekte of ongeval een bedrag van € 1.500, per maand zou uitkeren (hierna: de arbeidsongeschiktheidsverzekering).
( b) De arbeidsongeschiktheidsverzekering kwam tot stand nadat [appellant] op 6 februari 2007 een aanvraagformulier van Taf had ondertekend (prod. 13 cva). Op dat aanvraagformulier is onder meer vermeld ‘De verzekeringnemer machtigt de administrateur T@F%20B.V.">T@F B.V. voor het automatisch afschrijven van de bovenvermelde maandelijks te incasseren premie’.
( c) Op het polisblad van de arbeidsongeschiktheidsverzekering (prod. 1 inl. dagv.) wordt onder meer vermeld
‘Gegevens eerste of enige verzekeringnemer/verzekerde
Naam [appellant]
(..)
Soort polis: T@F%20Zelfstandigenplan">T@F Zelfstandigenplan
(..)
Intermediair gegevens T@F%20B.V.">T@F B.V.
(..)
[Financial] Financial verklaart voor de hierboven vermelde persoon (..) dekking te verlenen voor de in het bijbehorende verzekeringsvoorwaarden GF 04-2007 omschreven ziekte.’
( d) In artikel 17 van de polisvoorwaarden behorende bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering genaamd ‘T@F%20Maandlastbeschermer">T@F Maandlastbeschermer’ (prod. 1 cva) wordt onder meer vermeld: ‘Administrateur T@F%20B.V.">T@F B.V. (..) Verzekeraar [Financial] Financial’.
( e) [toemalige gemachtigde van appellant] B.V. (hierna: [toemalige gemachtigde van appellant]), de toenmalige gemachtigde van [appellant], meldde [appellant] op of omstreeks 5 oktober 2008 bij Taf arbeidsongeschikt wegens een slijmbeursontsteking aan de linkerschouder. Taf stuurde het schadeaangifteformulier door naar [Financial] Financial. [Financial] Financial deelde aan [appellant] mede dat voor de periode tot 1 januari 2009 een eenmalige uitkering van € 3.000, zou worden verleend. Hierna volgde correspondentie tussen [Financial] Financial en [toemalige gemachtigde van appellant].
( f) [toemalige gemachtigde van appellant] diende namens [appellant] bij de Ombudsman van het KiFiD een klacht in tegen [Financial] Financial omtrent voormelde gedeeltelijke afwijzing van de uitkering wegens de slijmbeursontsteking. Na een aanvullende uitkering door [Financial] Financial heeft [appellant] deze klacht ingetrokken.
( g) Bij brief van 10 januari 2009 (prod. 2 inl. dagv.) deelde [toemalige gemachtigde van appellant] aan [Financial] Financial mede dat [appellant] na 31 december 2008 arbeidsongeschikt was wegens andere klachten (dan de slijmbeursontsteking aan de linkerschouder). [Financial] Financial weigerde een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met deze andere klachten.
( h) [appellant] diende naar aanleiding van voormelde weigering tot het verstrekken van een arbeidsongeschiktheidsuitkering (4.1 sub g) begin september 2009 een klacht in bij de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KiFiD (hierna: de geschillencommissie) tegen [Financial] Financial en vorderde betaling van een maandelijkse uitkering van € 1.500,=.
( i) Bij bindend advies van 4 oktober 2010 (hierna: het bindend advies jegens [Financial] Financial; prod. 3 inl. dagv.) wees de geschillencommissie de door [appellant] tegen [Financial] Financial ingestelde vordering af. De geschillencommissie gaf als motivering voor deze beslissing dat [appellant] niet voor alle klachten (volgens het bindend advies: een peesontsteking in de lage rug, obesitas met voorgestelde maagverkleiningsoperatie, ‘gat in been’, slaapapneu en astma) een schadeformulier had ingediend. Bovendien had [appellant] na het indienen van zijn claim gebaseerd op de slijmbeursontsteking (4.1 sub e) niet 30 dagen volledig en aaneengesloten gewerkt in de zin van artikel 2 lid 6 van de polisvoorwaarden bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering, aldus de geschillencommissie.
( j) Naar aanleiding van voormelde weigering tot het verstrekken van een arbeidsongeschiktheidsuitkering (4.1 sub g), diende [appellant] begin september 2009 ook tegen Taf een klacht in bij de geschillencommissie. [appellant] vorderde in deze procedure vergoeding door Taf van de door [appellant] geleden schade wegens het beëindigen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanaf 1 januari 2009.
( k) Bij bindend advies van 4 oktober 2010 (hierna: het bindend advies jegens Taf; prod. 10 cva) wees de geschillencommissie de door [appellant] tegen Taf ingestelde vordering af. Ter motivering van deze beslissing wordt in het bindend advies onder meer vermeld:
‘4.2. Op het polisblad staat bij ‘Intermediair gegevens’ Aangeslotene (toevoeging hof: Taf) genoemd. Tevens is daarop te lezen dat de verzekeraar (toevoeging hof: [Financial] Financial) dekking zal verlenen voor de in de verzekeringsvoorwaarden omschreven ziekte. Het polisblad is namens de verzekeraar ondertekend.
4.3.
In artikel 17 van de polis (begripsomschrijvingen) staat bij ‘Verzekeraar’ de verzekeringsmaatschappij met name genoemd. In artikel 11 van de verzekeringsvoorwaarden is het volgende bepaald: “Om aanspraak te kunnen maken op de verzekering dient de verzekerde een volledig ingevuld schadeformulier in te sturen naar de verzekeraar”. De correspondentie met betrekking tot de schadeclaim heeft vrijwel geheel rechtstreeks tussen Consument (toevoeging hof: [appellant]) en de verzekeraar plaatsgevonden.
4.4.
Op grond van het voorgaande was voor Consument voldoende kenbaar dat Aangeslotene niet als verzekeraar optrad. Consument heeft verder niet aannemelijk kunnen maken dat door concrete gedragingen van Aangeslotene bij hem de gerechtvaardigde verwachting kon ontstaan dat Aangeslotene als verzekeraar optrad. Overigens staat niet vast dat, zelfs indien het anders zou zijn, en dergelijke handelwijze tot financieel nadeel voor Consument zou kunnen hebben geleid.’

4.2.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd Taf te veroordelen tot betaling van:
( a) primair de over de periode van januari 2009 tot en met januari 2011 nog openstaande arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van in totaal € 30.000, vermeerderd met rente en de buitengerechtelijke incassokosten;
( b) subsidiair de arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 1.500, per maand vanaf januari 2009 tot en met de datum waarop de uitkering volgens de arbeidsongeschiktheidverzekering eindigt, op straffe van een dwangsom;
( c) de gedingkosten.
[appellant] heeft aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat Taf zich aan hem heeft voorgedaan als de verzekeraar uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, althans deze indruk heeft gewekt. Taf heeft hierdoor (naar het hof het betoog van [appellant] begrijpt) onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld, zodat Taf is gehouden de gevorderde verzkeringsuitkeringen bij wijze van schadevergoeding te voldoen.

4.3.
Taf heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.4.
De rechtbank heeft [appellant] in zijn vorderingen jegens Taf niet-ontvankelijk verklaard omdat op deze vorderingen al via het bindend advies jegens Taf was beslist, en [appellant] veroordeeld in de gedingkosten waaronder de nakosten.

4.5.
Grief I is gericht tegen de overweging door de rechtbank dat op basis van het polisblad duidelijk is dat [Financial] Financial verzekeraar is en Taf slechts intermediair.
Grief II is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat nu [appellant] het geschil aan de geschillencommissie heeft voorgelegd, hij zich niet meer tot de burgerlijke rechter kan wenden.

4.6.
[appellant] heeft zijn eis in hoger beroep bij memorie van grieven vermeerderd en meer subsidiair gevorderd het bindend advies terzake de vorderingen jegens Taf te vernietigen (artikel 7:904 BW). Het hof zal recht doen op deze vermeerderde eis.

4.7.
[appellant] heeft weliswaar appel ingesteld tegen het tussenvonnis van de 20 juni 2012, maar hiertegen geen grief gericht. Dit brengt met zich dat [appellant] in zijn hoger beroep tegen dit vonnis niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

4.8.
[appellant] voert ter onderbouwing van grief II onder meer aan dat de geschillencommissie in het bindend advies jegens Taf ten onrechte heeft geoordeeld dat niet Taf maar [Financial] Financial als verzekeraar moet worden aangemerkt en dat het voor [appellant] voldoende duidelijk had moeten zijn dat Taf niet de verzekeraar was. Taf profileerde zichzelf immers als verzekeraar en niet als tussenpersoon, aldus [appellant]. Bovendien heeft het bindend advies jegens Taf voor hem tot onaanvaardbare en onredelijke gevolgen geleid, zo stelt [appellant].

4.9.
Naar het oordeel van het hof staat tussen partijen vast dat het bindend advies jegens Taf is uitgebracht naar aanleiding van een vaststellingsovereenkomst tussen Taf en [appellant] als bedoeld in artikel 7:900 BW. Derhalve staat bij de beoordeling van grief II voorop dat gebondenheid van [appellant] aan dit bindend advies in de gegeven omstandigheden in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 7:904 BW). Indien en voor zover dit het geval is, is dit bindend advies (de beslissing tot afwijzing van de vordering jegens Taf) vernietigbaar. Uitsluitend ernstige gebreken geven aanleiding tot een sanctie: de afwijzing van de vordering in voormeld bindend advies is onaantastbaar als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.
Wat betreft de inhoud van de beslissing (in casu de afwijzing van de vordering van [appellant]) geldt dat deze slechts aantastbaar is, indien de bindend adviseur in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen (marginale toets).
Wat betreft de wijze van tot stand komen van de beslissing geldt dat de fundamentele beginselen van procesrecht – waaronder hoor en wederhoor – (in beginsel) in acht moeten worden genomen. Of dit het geval is wordt marginaal getoetst. Hierbij is mede van belang of, en zo ja in welke mate, door de procedurefout (financieel of ander) nadeel aan de wederpartij is toegebracht.
Naarmate het bindend advies meer het karakter van rechtspraak heeft, dient de beslissing van de bindend adviseur meer en beter te worden gemotiveerd.
De stelplicht en bewijslast van hetgeen [appellant] aanvoert ter onderbouwing van het zijn stelling dat de afwijzing van zijn vordering in het bindend advies jegens Taf vernietigbaar is, rust op [appellant].

4.10.1.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] onvoldoende aangevoerd om de conclusie te kunnen dragen dat de afwijzing door de geschillencommissie van de vordering van [appellant], ertoe leidt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn [appellant] hieraan te houden. Bij dit oordeel moet allereerst worden bedacht dat [appellant] in de onderhavige procedure (bij de civiele rechter) duidelijk en expliciet had moeten stellen dat en waarom hij in het licht van de door partijen aangevoerde argumenten en overgelegde stukken ten overstaan van de geschillencommissie, door deze in het gelijk had moeten worden gesteld. [appellant] is hiermee echter in gebreke gebleven, terwijl de juistheid van zijn standpunt overigens ook niet blijkt uit de door partijen bij de geschillencommissie ingediende stukken (producties 6-9 cva) dan wel het bindend advies jegens Taf zelf. Integendeel, ook het hof constateert dat uit het polisblad en artikel 17 van de voorwaarden bij de arbeidsongeschiktheidverzekering reeds blijkt dat [Financial] Financial de verzekeraar is. Voormeld oordeel wordt niet anders wanneer veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van [appellant] dat hij de polis en de voorwaarden van de arbeidsongeschiktheidsverzekering eerst ná het aangaan hiervan heeft ontvangen. Dit laat immers onverlet dat vaststaat dat [appellant] op 6 februari 2007 een aanvraagformulier van Taf had ondertekend, waarin onder meer wordt vermeld ‘De verzekeringnemer machtigt de administrateur T@F%20B.V.">T@F B.V. voor het automatisch afschrijven van de bovenvermelde maandelijks te incasseren premie’ (4.1 sub b), hetgeen duidelijk maakt dat Taf (slechts) administrateur is. Aan voormeld oordeel staan evenmin in de weg de door [appellant] in hoger beroep als productie 2 overgelegde stukken (een print van de website van TAF en de polisvoorwaarden van TAF GoedGezekerd AOV) waarin onder meer wordt vermeld ‘De TAF GoedGezekerd AOV is in 80% van de gevallen de goedkoopste AOV in de markt.’, ‘De premies van TAF’ en ‘onze voorwaarden’. Daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat deze stukken destijds ook aan de geschillencommissie zijn overgelegd, hebben de beweringen betrekking op een arbeidsongeschiktheidsverzekering met een andere naam (‘TAF GoedGezekerd AOV’) dan die is aangegaan door [appellant] (‘T@F%20Maandlastbeschermer">T@F Maandlastbeschermer’), terwijl de print van de website van Taf dateert van 4 april 2013 (en dus van enkele jaren nádat Taf ten opzichte van [appellant] de indruk zou hebben gewekt om op te treden als verzekeraar).
Ten overvloede zij nog overwogen dat [appellant] voorts onvoldoende gemotiveerd heeft gereageerd op het verweer van Taf dat [appellant] niet is benadeeld door het (gestelde) gegeven dat Taf niet zijn verzekeraar uit hoofde van arbeidsongeschiktheidverzekering was. [Financial] Financial heeft zich immers op het standpunt gesteld de verzekeraar uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekering te zijn, waardoor [appellant] met zijn aanspraken uit hoofde van deze verzekering bij haar terecht kon. Het gegeven dat [Financial] Financial deze aanspraken niet (geheel) heeft gehonoreerd, maakt dit niet anders.
4.10.2.
Uit het voorgaande volgt dat grief II faalt. Nu niet althans onvoldoende is gesteld om (de afwijzing van de vordering van [appellant] in) het bindend advies jegens Taf te vernietigen, moeten de vorderingen van [appellant] (in de onderhavige procedure) worden afgewezen.

4.11.
Grief I is gericht tegen de overweging van de rechtbank dat – ook wanneer (de afwijzing van de vordering van [appellant] in) het bindend advies jegens Taf zou worden vernietigd – de vorderingen van [appellant] in de onderhavige procedure evenzeer om een andere reden moeten worden afgewezen (op basis van het polisblad is duidelijk dat [Financial] Financial verzekeraar is en Taf slechts intermediair; rechtsoverweging 4.4 vonnis 26 september 2012). Nu grief I is gericht tegen een ten overvloede overweging van de rechtbank ter onderbouwing van de afwijzing van de vorderingen van [appellant], en deze overweging ook in hoger beroep niet nodig is om voormelde afwijzing te kunnen dragen, laat het hof grief II onbehandeld. ECLI:NL:GHSHE:2014:1628

Joomla SEF URLs by Artio