Arbeidsongeschiktheid

Rb Limburg 060515 KG; conversiestoornis juwelier; beëindiging uitkering AOV zonder verzekeringsgeneeskundige- en/of arbeidsdeskundige rapportage

 

Rb Limburg 060515 KG; conversiestoornis juwelier; beëindiging uitkering AOV zonder verzekeringsgeneeskundige- en/of arbeidsdeskundige rapportage

2.3.

Bij brief van 16 februari 2015 is [eiser sub 2] medegedeeld door Achmea dat de door hem genoten uitkering per direct wordt beëindigd. Deze brief luidt voor zover relevant:

Onlangs ontving ik een advies van onze medische dienst. Dit advies is gebaseerd op de uitkomst van de expertisen die zijn verricht in 2014. […]
Wij zijn van mening dat er geen sprake (meer) is van arbeidsongeschiktheid
Per 16 februari beëindigen wij daarom uw uitkering.
Onderbouwing van ons standpunt
Volgens onze medisch adviseur hebben de verschillende expertisen geen afwijkingen aan het licht gebracht die reden geven om specifieke beperkingen in acht te nemen. Van arbeidsongeschiktheid is volgens de verzekeringsvoorwaarden uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn functioneren. Vanwege het ontbreken van specifieke beperkingen is een voortzetting van uw uitkering niet langer gerechtvaardigd.
[…]

2.4.
In 2014 hebben de volgende deskundigen gerapporteerd over [eiser sub 2] aan Achmea: (1) psychiater Coppens, inclusief neuropsychologisch onderzoek door psychiater/neuropsycholoog Visser en neuropsycholoog Rutte, (2) neuroloog Dellemeijn, en (3) oogarts Bonnemayer.

3 Het geschil

3.1.
[eiser sub 2] vordert, nadat ter zitting de vordering tot het opleggen van een dwangsom is ingetrokken, Achmea te veroordelen, bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot herstel van betaling van de verzekerde arbeidsongeschiktheidsuitkering met onmiddellijke ingang en met veroordeling van Achmea in de kosten van het geding.

3.2.
[eiser sub 2] stelt recht op en spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening te hebben. Hij legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van medisch objectiveerbare stoornissen en dat [eiser sub 2] als gevolg daarvan volledig beroepsarbeidsongeschikt is. De beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering berust niet op een zorgvuldige medische beoordeling, althans dit is niet inzichtelijk gemaakt door Achmea. Gesteld wordt dat sprake is van een medisch geobjectiveerde conversiestoornis die zich uit in verkrampingen van met name de rechterzijde van het lichaam. Door deze verkrampingen, die moeilijk beheersbaar zijn, in combinatie met de ervaren en door een optometrist ook vastgestelde visuele beperkingen ter zake het zien van contrasten en met de stoornis van het gehoor is [eiser sub 2], zo stelt hij, niet in staat tot het uitoefenen van zijn beroep, namelijk precisiewerk van diamantzetten. [eiser sub 2] stelt dat zonder nader onderzoek door een arbeidsdeskundige Achmea niet had mogen overgaan tot het beëindigen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het onderzoek is volgens [eiser sub 2] aldus onzorgvuldig.

3.3.
Achmea heeft bij conclusie van antwoord en ter zitting verweer gevoerd. Desgevraagd door de voorzieningenrechter heeft de heer J.M. Fokke, medisch adviseur van Achmea (hierna: Fokke), ter zitting verklaard dat er min of meer een medische eindtoestand is bereikt en dat [eiser sub 2] een – medisch geobjectiveerde – conversiestoornis heeft. Als gevolg van deze conversiestoornis heeft [eiser sub 2] verkrampingen aan de rechterzijde van zijn lichaam, met name aan het rechterbeen. [eiser sub 2] wordt door die conversiestoornis, zo heeft Fokke voorts verklaard, gestoord in het werk.
Het gaat volgens Fokke om een psychiatrisch beeld: zintuiglijke prikkels leiden tot spanningen die zich uiten in de spiertrekkingen. Als er geen prikkels/spanningen zijn, zijn er geen trekkingen, bijvoorbeeld als [eiser sub 2] slaapt.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de Holding

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Holding als verzekeringsnemer belang heeft bij hetgeen wordt gevorderd. Dat de uitkering uit hoofde van de door de Holding afgesloten verzekering toekomt aan de verzekerde, [eiser sub 2], doet daar niet aan af.

Ten aanzien van de spoedeisendheid

4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser sub 2] voldoende aannemelijk gemaakt dat door het wegvallen van zijn uitkering per 16 februari 2015 sprake is van een spoedeisend belang bij gevraagde voorziening.

Ten aanzien van de vraag of Achmea de arbeidsongeschiktheidsuitkering per 16 februari 2015 heeft mogen beëindigen

4.3.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat gehoord dat ter zitting door Achmea is erkend dat sprake is van een medisch objectiveerbare aandoening – de conversiestoornis – waardoor [eiser sub 2] beperkingen – ook ter zitting door de voorzieningenrechter waargenomen meer of minder ernstige verkrampingen – ervaart in zijn functioneren als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a en sub 1 van de Algemene voorwaarden, zonder dat bij conclusie van antwoord of ter zitting onder verwijzing naar verzekeringsgeneeskundige en/of arbeidsdeskundige rapportages het standpunt van Achmea kon worden onderbouwd, sprake is van in elk geval enige mate van (beroeps)arbeidsongeschiktheid voor het beroep van [eiser sub 2], te weten exploitant juweliersbedrijf, tevens goud- en zilversmid.

4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser sub 2] en de Holding ter zitting enkel hebben gesteld dat [eiser sub 2] beroepsarbeidsongeschikt is voor zijn precisiewerk van goud- en zilversmid, maar dat in het midden is gelaten of bijkomende werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het ontwerpen van sieraden, en werkzaamheden die het exploiteren van het juweliersbedrijf (de groothandel) betreffen ook onmogelijk zijn (geworden) door de beperkingen in het functioneren. Hoewel onduidelijk is gebleven hoe de rolverdeling tussen [eiser sub 2] en zijn echtgenote is binnen de groothandel, staat op grond van de behandeling ter zitting wel vast dat [eiser sub 2] zich, als directeur/grootaandeelhouder, nog wel, maar onduidelijk is gebleven in welke mate, met de (financiële) gang van zaken van de onderneming bezighoudt, althans dat hij daarover (mee)beslist. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat [eiser sub 2] volledig, dat wil zeggen voor een percentage van 100%, beroepsarbeidsongeschikt is, zodat het volledig hervatten van de uitkering voorshands niet aan de orde kan zijn.

4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het redelijk is dat, in het licht van de opmerkingen ter zitting van Achmea’s medisch adviseur Fokke dat [eiser sub 2] wel enige beperkingen ervaart in zijn werkzaamheden door de verkrampingen, een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25% (waarbij een uitkeringspercentage van 25% behoort op grond van het verzekeringsbewijs c.q. artikel 13 lid 2 aanhef en sub a van de Algemene voorwaarden) gehanteerd zal moeten blijven worden totdat vanwege de bodemrechter een onherroepelijk vonnis is verkregen, dan wel totdat partijen in onderlinge overeenstemming tot een beroepsarbeidsongeschiktheidspercentage zijn gekomen. De voorzieningenrechter overweegt daarbij, gezien het bepaalde in artikel 1 aanhef en sub a en sub 1 van de Algemene voorwaarden, dat uit de opmerking van Fokke niet is af te leiden welke werkzaamheden in redelijkheid nog wel van [eiser sub 2] verlangd kunnen worden en dat uit de door [eiser sub 2] overgelegde andere arbeidskundige rapportages niet eenvoudig de verhouding exploitant/edelsmid in de beroepswerkzaamheden is te herleiden en evenmin eventuele (beroeps)mogelijkheden van [eiser sub 2] binnen het bedrijf. ECLI:NL:RBLIM:2015:3804

Joomla SEF URLs by Artio