Arbeidsongeschiktheid

Rb Utrecht 281009 oordeel over rapport arbeidsdeskundige

Rb Utrecht 281009 oordeel over rapport arbeidsdeskundige
2.4.  In zijn rapport heeft De Vree -kort gezegd- aangegeven dat bij [eiseres] dient te worden uitgegaan van 43% arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 maart 2007, uitgaande van het belastbaarheidsprofiel van 31 mei 2006 en uitgaande van een arbeidsinzet van 40 uur per week waarbij rekening is gehouden met 30 uur meewerken en 10 uur administratief. Na 1 maart 2007 heeft er in zijn optiek geen wijziging in dat percentage plaatsgevonden. Noch aanpassing van werkzaamheden en/of werkomstandigheden noch taakverschuivingen acht De Vree mogelijk om herstel te bevorderen en/of arbeidsongeschiktheid te verminderen.

De akte van [eiseres]

2.5.  [eiseres] heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de rapportage van De Vree maar wel van mening te zijn dat het arbeidsongeschiktheidspercentage hoger dient te zijn. In dat verband stelt zij dat indien voor alle werkzaamheden een uitval wordt aangenomen van 3/5, er ook een uitval is van administratieve werkzaamheden aangezien er gewoon minder administratie is door het wegvallen van de andere taken. Dat dient invloed te hebben op het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit standpunt kan de rechtbank evenwel niet onderschrijven. Bepalend bij de vraag naar de mate van arbeidsongeschiktheid is immers de vraag of [eiseres] om medische redenen enige uitval in werkzaamheden heeft en daarbij is niet van belang de mogelijkheid dat deze werkzaamheden door andere oorzaken minder (dienen te) worden uitgevoerd.

2.6.  Ook stelt [eiseres] dat De Vree ten onrechte heeft aangenomen dat administratieve werkzaamheden geen spanning met zich meebrengen. Ook administratieve werkzaamheden als het opstellen van contracten, debiteurenbeheer, bankzaken, etc. zijn naar haar mening werkzaamheden die spanning met zich meebrengen en uitval veroorzaken. Met De Vree is de rechtbank evenwel van oordeel dat er, gezien de aard van de spanningsklachten bij [eiseres] en de daaraan gekoppelde beperkingen, voor wat betreft deze administratieve (ook de hiervoor specifiek door [eiseres] genoemde) werkzaamheden geen arbeidsongeschiktheid in de beoordeling dient te worden betrokken. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden zal weinig tot geen contact met anderen behoeven te worden gelegd. Desalniettemin kan er daarbij sprake zijn van enige psychisch belastende factoren maar niet in een zodanige mate dat het standpunt van De Vree in deze niet gevolgd zou kunnen worden.

2.7.  [eiseres] heeft in haar akte geen bezwaar (meer) gemaakt tegen het uitgangspunt dat van 10 uur administratie en 30 uur meewerken wordt uitgegaan. Hetgeen door [eiseres] is aangevoerd kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat het rapport van de De Vree niet aan de beslissing van de rechtbank ten grondslag kan worden gelegd.

De antwoordakte van De Amersfoortse

2.8.  De Amersfoortse geeft aan bezwaren te hebben tegen het rapport van De Vree en voert daartoe als eerste aan dat het onzorgvuldig is dat hij uitgaat van een andere arbeidsanalyse zonder op te merken dat en waarom hij dat doet. In de reactie van De Vree op de opmerkingen van De Amersfoortse op het concept rapport heeft De Vree evenwel nader onderbouwd waarom hij daartoe is overgegaan. Hij heeft in dat verband duidelijk gemaakt waarom hij van het door hem genoemde aantal reisuren per week is uitgegaan en dat het om gemiddelde uren per week gaat waarin ook onderlinge verschuivingen goed denkbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft De Vree zijn rapport op dat punt daarmee voldoende onderbouwd.

2.9.  Daarnaast wordt door De Amersfoortse aangegeven dat de door De Vree geschatte uitval voor bepaalde taken op 3/5 en 1/3 te vaag is en te mager is onderbouwd. Ook dit verweer kan niet slagen. Het rapport gelezen in combinatie met de door De Vree gegeven toelichting op de opmerkingen van De Amersfoortse op het conceptrapport maken voldoende duidelijk waarom De Vree tot deze uitval heeft geconcludeerd. Dat een dergelijke uitval tot op zekere hoogte wordt geschat en derhalve niet precies kan worden onderbouwd, is inherent aan de vraag die De Vree is gesteld. Gelet op alle omstandigheden van het geval komt de rechtbank de door De Vree gestelde uitval juist voor. Feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerde zou moeten worden dat deze uitval op onjuiste gronden zijn vastgesteld zijn niet gesteld of gebleken zodat ook deze stelling van De Amersfoortse niet kan slagen.

2.10.  Tenslotte stelt de Amersfoortse dat De Vree verzuimt zichtbaar mee te wegen dat met bepaalde werkaanpassingen, het voorkomen van deadlines, productiepieken en daarmee samenhangende tijdsdruk kan worden beperkt. Juist omtrent deze vraag heeft De Vree evenwel gerapporteerd dat hij van mening is dat noch een aanpassing van werkzaamheden en/of werkomstandigheden noch taakverschuivingen mogelijk zijn om herstel te bevorderen en/of arbeidsongeschiktheid te verminderen. Ook dit onderdeel heeft hij in zijn rapport voldoende onderbouwd zodat ook deze stelling van De Amersfoortse niet kan slagen.

Conclusie
2.11.  Aangezien de rechtbank ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan de rapportage van De Vree niet aan haar beslissing ten grondslag kan worden gelegd, zal zij voor wat betreft de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 maart 2007, aansluiting zoeken bij de inhoud van dit rapport en deze vaststellen op 43%. LJN BK1414

Joomla SEF URLs by Artio