Arbeidsongeschiktheid

Rb Amsterdam 041213 AOV: wegens ontbreken specifieke vragen geen schending mededelingsverplichting oude gezondheidsklachten; aanhouding

 

Rb Amsterdam 041213 AOV: wegens ontbreken specifieke vragen geen schending mededelingsverplichting oude gezondheidsklachten; aanhouding

Feiten en omstandigheden
1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
In het kader van een door [eiser] aangegane kredietovereenkomst met de Finata Bank N.V. is hij een arbeidsongeschiktheidsverzekering overeengekomen met (de rechtsvoorgangster van) Jubilee met als ingangsdatum 25 januari 2005.
1.2
In het dossier bevindt zich een polisblad van deze verzekering. Daarop staat [eiser] vermeld als verzekeringnemer/ verzekerde 1. De Finata Bank staat erop vermeld als begunstigde. Op het door [eiser] op 25 januari 2005 ondertekende polisblad staat voorts – voor zover relevant – vermeld:
“Ondergetekende(n) verkla(a)r(t)(en):
- kennis genomen te hebben van en akkoord te gaan met de algemene voorwaarden DMC 08/200;
- te weten dat het opzettelijk afleggen van onjuiste verklaringen nietigheid van de verzekering tot gevolg kan hebben (art. 251 WvK); U bent zelf verantwoordelijk voor de juiste beantwoording van de verklaringen en de eventuele gezondheidsverklaring, ook al vult een ander het formulier in. Verzekeraars moeten immers aan de hand van de door u afgelegde verklaringen een juiste inschatting van het te verzekeren risico kunnen maken. (….);
- momenteel een goede gezondheid te bezitten (…);
- momenteel geen aandoeningen te hebben, die medische behandeling vereisen.”
1.3
In artikel 3 van de algemene voorwaarden DMC 08/2004 staat dat de verzekerde in aanmerking komt voor de verzekering indien hij voldoet aan de in de op het polisblad gedane verklaring(en). In artikel 4 staat vermeld dat recht op uitkering uitsluitend bestaat indien de eerste verschijnselen van arbeidsongeschiktheid zich voordoen na de ingangsdatum van de verzekering. In artikel 11 (“wat is niet gedekt?”) staat dat geen aanspraak op uitkering bestaat in geval van letsel of ziekte in de twaalf maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was.
1.4
Op 10 februari 2009 is [eiser] na een bedrijfsongeval, waarbij hij is uitgegleden, arbeidsongeschikt geworden. Na 2 jaar arbeidsongeschiktheid heeft hij op 25 maart 2011 een schadeaangifteformulier ingediend bij Jubilee om aanspraak te maken op uitkering onder de onder 1.2. genoemde verzekering. Jubilee heeft uitkering geweigerd.
1.5
Jubilee heeft aan deze afwijzing het rapport van haar medisch adviseur [bedrijfsarts], bedrijfsarts, (hierna: [bedrijfsarts]) ten grondslag gelegd. Deze baseert zijn bevindingen op het polisblad, het aangifteformulier arbeidsongeschiktheid, de rapportage van de arbodienst van 22 februari 2011 en medische informatie van de huisarts met bijlagen d.d. 11 oktober 2011. In het rapport van 20 oktober 2011 beantwoordt [bedrijfsarts] de hem hierna vermelde vragen als hierna na elke vraag aangehaald:
Vraag 2) Geen recht op uitkering bestaat in geval van letsel of ziekte in de 12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering waarvoor normaliter medische behandeling vereist zou zijn of waarvoor een medische diagnose of behandeling noodzakelijk was. Is deze uitsluiting van toepassing?
[bedrijfsarts]: “Met betrekking tot de beenklachten, schouderklachten , nekklachten en rugklachten is deze uitsluiting wel van toepassing. Hij kreeg in 1983 een gecompliceerde onderbeenbreuk. Deze breuk is met veel restklachten genezen. Zijn schouderklachten ( 2003) , nekklachten en rugklachten zijn door het veranderd looppatroon ontstaan.(…) De arbeidsongeschiktheid is voor 80% te wijten aan de locomotore klachten.”
Vraag 3) Recht op uitkering bestaat uitsluitend indien de eerste verschijnselen van arbeidsongeschiktheid zich na de ingangsdatum van de verzekering voordoen. Is hiervan sprake?
[bedrijfsarts]: “Met betrekking tot de beenklachten, schouderklachten , nekklachten en rugklachten is hiervan geen sprake. Hij kreeg in 1983 een gecompliceerde onderbeenbreuk. Deze breuk is met veel restklachten genezen. Zijn schouderklachten ( 2003) , nekklachten en rugklachten zijn door het veranderd looppatroon ontstaan.(…) De arbeidsongeschiktheid is voor 80% te wijten aan de locomotore klachten.”
Vraag 4) Is de medische verklaring op het polisblad naar waarheid ondertekend en aan de mededelingsplicht voldaan?
[bedrijfsarts]: “De medische verklaring op het polisblad is niet naar waarheid ondertekend.”
1.6
In een arbeidsdeskundig rapport van UWV van 22 februari 2011 staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“Gesprek met belanghebbende
(…) Belanghebbende geeft aan dat hij al vanaf 1992 geregeld last heeft van pijn. Tot 2007 was dit nog dragelijk, maar nu niet meer. Hij heeft veel geprobeerd, bijvoorbeeld fysiotherapie voor zijn voet en schouder, 3x orthopedische schoenen laten aanmeten, maar dit hielp allemaal niet. (…)”

Vordering en verweer
2.
[eiser] vordert dat Jubilee bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 6.300,- aan hoofdsom;
b. € 690,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
vermeerderd met rente en kosten.

3.
[eiser] stelt kort gezegd dat hij aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan, omdat hij op het moment van het aangaan van de verzekering geen ziekte of aandoening had die medische behandeling vereiste of die hem op dat moment arbeidsongeschikt maakte. Weliswaar was hij in een ver verleden arbeidsongeschikt geweest, maar al sinds vele jaren werkte hij in 2 banen meer dan fulltime, zonder ooit ziek te zijn geweest. Hij ontkent dat hij in verband met nek-, rug- en schouderklachten medische behandeling nodig heeft gehad.

4.
Jubilee voert verweer tegen de vordering en voert daartoe aan dat [eiser] zijn mededelingsplicht heeft geschonden door bij het aangaan van de verzekering een onjuiste gezondheidsverklaring af te leggen. Indien Jubilee van de juiste informatie op de hoogte was geweest, was de verzekering niet aangegaan. In ieder geval bestaat op grond van de algemene voorwaarden geen dekking voor de ingetreden arbeidsongeschiktheid. De melding is te laat gedaan. Voor zover Jubilee daardoor in een redelijk belang is geschaad, vervalt het recht op uitkering. [eiser] is bovendien niet als begunstigde aan te merken onder de verzekering en kan derhalve geen uitkering vorderen. Tot slot kan geen betaling worden gevorderd van nog niet vervallen termijnen en in ieder geval niet van de wettelijke rente daarover.

Beoordeling
5.
De kantonrechter stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat (de rechtsvoorgangster van) Jubilee specifiekere vragen naar de gezondheid van [eiser] heeft gesteld dan het hem laten doen van de hiervoor (onder 1.2) aangehaalde, in algemene termen gestelde gezondheidsverklaring. Nu [eiser] bij het aangaan van de verzekering derhalve niet is gevraagd naar het bestaan van specifieke klachten, kan niet zonder meer worden aangenomen dat hij zijn mededelingsverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de klachten die hij naar aanleiding van de beenbreuk in 1983 heeft gehad. Het is daarom aan Jubilee om te stellen en te bewijzen dat destijds sprake was van dusdanig ernstige klachten dat [eiser] deze redelijkerwijs had moeten melden alvorens te verklaren een goede gezondheid te bezitten en op dat moment geen aandoeningen te hebben die medische behandeling vereisten.

6.
Jubilee heeft daartoe het medisch rapport van [bedrijfsarts] overgelegd. In dit rapport concludeert [bedrijfsarts] – na inzage in een medisch dossier - dat daarvan sprake is geweest. [bedrijfsarts] rapporteert dat zich ten gevolge van een aangepast looppatroon dusdanige klachten hebben ontwikkeld dat [eiser] met die klachten niet redelijkerwijs de gezondheidsverklaring heeft kunnen ondertekenen. Dit wordt in dit rapport niet nader onderbouwd. Ter zitting heeft Jubilee ter onderbouwing verwezen naar het onder 1.6 genoemde arbeidsdeskundige rapport van het UWV. Hierin heeft een arbeidsdeskundige – derhalve geen arts – gerapporteerd wat [eiser] in een gesprek over pijnklachten zou hebben verklaard. [eiser] heeft betwist dat dit een juiste weergave betreft van het gevoerde gesprek. [eiser] heeft in de onderhavige procedure verklaard dat hij weliswaar klachten heeft gehad ten gevolge van de beenbreuk in 1983, maar dat deze niet dusdanig ernstig waren dat deze behandeling behoefden of dat hij redelijkerwijs niet kon verklaren een goede gezondheid te bezitten. Hij verwijst daarbij naar de omstandigheid dat hij al geruime tijd meer dan fulltime werkt.

7.
Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat Jubilee onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die – indien bewezen – kunnen leiden tot de conclusie dat [eiser] in 2005 bij het aangaan van de verzekering niet heeft kunnen verklaren dat hij een goede gezondheid bezat. Onbetwist staat immers vast dat de gezondheid van [eiser] bij het aangaan van de verzekering al geruime tijd goed genoeg was om in twee banen meer dan fulltime te werken. [bedrijfsarts] heeft in zijn rapportage slechts geconcludeerd dat dit anders was, maar niet onderbouwd op grond van welke klachten dit zo zou zijn. Voor zover dit op basis van de pijnklachten ten gevolge van het veranderd looppatroon zou zijn, geldt – zoals hiervoor overwogen – allereerst dat niet inzichtelijk is gemaakt op basis van welke medische informatie is geconcludeerd dat sprake was van dusdanige pijnklachten dat, ondanks een fulltime dienstverband, niet verklaard zou kunnen worden dat over een goede gezondheid werd beschikt. Daar komt nog bij dat de enige onderbouwing, namelijk het arbeidsdeskundig rapport van UWV, slechts melding maakt van ergere klachten sinds 2007, derhalve twee jaar na het aangaan van de verzekeringsovereenkomst.

8.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat Jubilee onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die – indien bewezen – kunnen leiden tot de conclusie dat [eiser] in 2005 bij het aangaan van de verzekering niet heeft kunnen verklaren op dat moment geen aandoeningen te hebben, die medische behandeling vereisten. Nog los van de omstandigheid dat – zoals hiervoor is overwogen – onvoldoende gesteld is omtrent de voor de verzekering relevante medische klachten waarvan sprake zou zijn geweest bij het aangaan van de verzekering, is gesteld noch gebleken dat [eiser] in 2005 medische behandeling behoefde. Zelfs indien aangenomen wordt dat sprake was van pijnklachten, is daarmee immers nog niet gezegd dat deze medische behandeling behoefden. Indien Jubilee had bedoeld elk risico voor bestaande rug-, schouder- of nekklachten zonder meer uit te sluiten van dekking had het op haar weg gelegen voor het aangaan van de verzekering een specifieke vraag te stellen die uitdrukkelijk uitnodigt van dergelijke klachten melding te maken.

9.
Gelet op het vorenoverwogene is de kantonrechter van oordeel dat Jubilee onvoldoende heeft gesteld om te concluderen dat [eiser] bij het aangaan van de verzekering geen goede gezondheid bezat, dan wel een medische aandoening had die medische behandeling behoefde. Derhalve kan niet geconcludeerd worden dat hij onjuiste inlichtingen heeft verschaft met het ondertekenen van de gezondheidsverklaring op het aanvraagformulier.

10.
Tegenover de stellingen van [eiser] dat geen sprake was van voor de uitoefening van zijn werk relevante medische klachten bij het aangaan van de verzekering, heeft Jubilee voorts nagelaten feiten of omstandigheden te stellen die de conclusie rechtvaardigen dat sprake was van arbeidsongeschiktheid of letsel of ziekte in de twaalf maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de verzekering waarvoor normaliter een medische diagnose of behandeling noodzakelijk is. Dit had op haar weg gelegen nu tussen partijen onbetwist is dat de arbeidsongeschiktheid waarvoor [eiser] een beroep heeft gedaan op de onderhavige verzekering het directe gevolg is geweest van een bedrijfsongeval in 2009 en daarvoor slechts sprake is geweest van klachten waarmee [eiser] al geruime tijd in staat bleek fulltime te werken. Het beroep van Jubilee op de artikelen 3, 4 en 11 van haar algemene voorwaarden gaat derhalve evenmin op.

11.
Ter zitting is namens Jubilee aangevoerd dat zij tot op heden nog niet in haar belangen is geschaad door de eventueel te late melding. Dit verweer behoeft derhalve geen verdere bespreking.

12.
Slotsom is dat niet is komen vast te staan dat [eiser] zijn mededelingsverplichting heeft geschonden of dat op grond van de algemene voorwaarden geen recht bestond op dekking. Nu de verweren van Jubilee tegen de gehoudenheid tot uitkering niet slagen, is zij dan ook gehouden tot uitkering over te gaan. [eiser] zal zich echter nog wel uit dienen te laten over de grondslag waarop aan hem en niet aan de begunstigde, Finata Bank, zal moeten worden uitgekeerd. [eiser] kan zich dan meteen uitlaten over het ter comparitie gedane verzoek van Jubilee om inzage te verschaffen in zijn restschuld onder de kredietovereenkomst. De kantonrechter zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen. Daarna zal Jubilee gelegenheid krijgen voor het nemen van een antwoordakte.

13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. ECLI:NL:RBAMS:2013:9036

Joomla SEF URLs by Artio